Ik had me er al op voorbereid, mañana, mañana indachtig, dat half 11 wel half 12 zou worden. Maar, hoppa! Precies om half 11 stond er een verpleger voor de deur. Ik kon nog steeds een gegniffel niet onderdrukken toen ik met bed en al de lift in ging en door de gangen werd gereden. Was IK dit? Gebeurde dít mij? Hetzelfde in de gangen van het operatiegewelf. Mannen en vrouwen in groene pakken en op groene klompen. Groene muren. De kleur groen schijnt de concentratie te bevorderen, heb ik ooit gelezen. Af en toe een vrouw met een frivool rood gestippeld hoofdkapje. Roodkapje in het ziekenhuis, leuke naam voor een sprookje. Veel drukte, maar gelukkig ook veel geglimlach naar mij, de ongelukkige Maria Martha. Een kneepje in mijn schouder, een knipoog. Wat doet dát goed! Menselijkheid.

Dr. Campagnard gaf mij een vrolijke glimlach en een hand. ‘We gaan zo starten,’ zei hij. Hij zag er uit, écht, alsof hij er heel veel zin in had! Ik werd een ietwat eenvoudige operatiekamer ingereden. Maar ik heb natuurlijk geen referentiepunt. Ik kreeg een ruggenprik, waar ik niets van voelde en toen stroomde er een weldadige warmte en gevoelloosheid door mijn onderlijf. Het roesje ging via een infuus.

En ja, ik heb ze horen hakken, boren en zagen. Maar ik was zo fijn high dat het me niets kon schelen. Timmer maar lekker door hoor! Op een gegeven moment hoorde ik heel hard timmeren en draaide ik mijn hoofd alle kanten op om te horen waar dít nu weer vandaan kwam. De anesthesist besloot de dosis toch maar íets te verhogen.

‘Het is klaar,’ zei dokter Campagnard.

‘En heeft u er iets moois van gemaakt?’, vroeg ik. Waarop hij mijn beide voeten naast elkaar legde en tevreden constateerde dat mijn benen nog steeds dezelfde lengte hadden.

Het was half twee. Daarna tot zeven uur op de Intensive Care, waar een zeer ijverige verpleger om de 10 minuten mijn status en mijn papieren controleerde. Af en toe viel ik weg in een halfslaap, tussendoor maakte ik me druk dat ik mijn telefoon niet had mogen meenemen en dus mijn geliefden niet kon vertellen dat ik oké was. Gelukkig vond ik de moed de verpleger te vragen mijn dochter Rosa te bellen. ‘Ola? Rosa? Ier iz joor motzer.’

Om 7 uur mocht ik eindelijk naar boven. Want ik lag me rot te vervelen. Mijn moeder en andere geliefden gebeld. Ik werd gekoppeld aan een infuus, een drain en een katheter. Volgde een nare slapeloze nacht met toch wel veel pijn.

Gepubliceerd door Marij Sloothaak

www.marijsloothaak.nl Concept en Copy, auteur / blogger Méér blogs op www.marijsloothaak.nl

Plaats een reactie